opdeling
- op·de·ling
- Naamwoord van handeling van opdelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opdeling | opdelingen |
verkleinwoord |
de opdeling v
- verdeling van een geheel in afzonderlijke stukken
- Zo'n splitsing is er nooit van gekomen, maar dat wil niet zeggen dat de gedachte van een opdeling volstrekt idioot is, zegt bestuurskundige Jan Schrijver. [1]
- De belangrijkste aanpassing is de opdeling van de supermarkt in twee schillen: de binnenste schil is een 'to go', een supermarkt zoals je die ook wel op stations vindt, de buitenste schil wordt een normale supermarkt met min of meer hetzelfde assortiment als de supermarkt hier al had. Het is het tweede filiaal waar dit gebeurt; op Schiphol bestaat het concept al.[2]
1.
- Het woord opdeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdeling" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Het Parool PATRICK MEERSHOEK 16 MEI 2017 Noxit begon als grap maar krijgt een lange adem
- ↑ Het Parool PRISCILLA TIENKAMP 29 JUNI 2015 'Shop-in-shop'Albert Heijn moet zowel bewoner als toerist tevreden stellen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be