• oor·logs·taal
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlogstaal oorlogstalen
verkleinwoord oorlogstaaltje oorlogstaaltjes

de oorlogstaalv / m

  1. taal die past bij het voeren van een gewapende strijd
     Dit was hun gebruikelijke oorlogstaal, de laatste tijd nog aangescherpt door de dreigende ontruiming.[1]
     In de Russische staatsmedia klinkt dagelijks dreigende oorlogstaal. Deze week wordt neergezet als het moment van de waarheid: zal de NAVO Rusland respecteren en het totale eisenpakket inwilligen? En zo niet, is het Westen dan klaar voor de 'militair-technische' gevolgen?[2]
     De 'oorlogstaal' van onder anderen de Franse president Hollande en premier Rutte na de aanslagen betekent dan ook geen kantelpunt, denkt Van Ginneken. "Hoewel we allemaal voelen dat het zo niet verder kan, is het nog maar de vraag of zo'n uitspraak consequenties heeft. Er zullen niet meteen militairen worden gestuurd. Dat rijpingsproces van zo'n beslissing zal heel lang in beslag nemen. We moeten nog maar zien hoe dat gaat."[3]


  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Rusland eist binnen week NAVO-garanties: 'Geduld is op'” (VR 14 JANUARI 2022), NOS
  3.   Weblink bron “Wat weten we van de terroristen?” (Woensdag 18 november 2015, 13:30), NOS