Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·de·laar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van oordelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord oordelaar oordelaars
oordelaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oordelaarm

  1. iemand die ergens over kan, mag of moet oordelen
    •  
  2. iemand die een vonnis wijst
Synoniemen
  1. beoordelaar, rechter

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be