• oogst·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oogstbaar oogstbaarder oogstbaarst
verbogen oogstbare oogstbaardere oogstbaarste
partitief oogstbaars oogstbaarders -

oogstbaar

  1. te oogsten, als men van de de resultaten van een handeling kan profiteren
    • Haar oom heeft veertig rassen kersen in zijn boomgaarden. Eén bepaalde soort is maar drie of vier dagen oogstbaar. Doordat de verschillende rassen na elkaar rijp zijn, is er altijd verse kers. [1] 
  1. Sheila Kamerman NRC 9 juli 2005