onvoorwaardelijkheid

  • on·voor·waar·de·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onvoorwaardelijkheid onvoorwaardelijkheden
verkleinwoord

de onvoorwaardelijkheidv

  1. het zonder uitzonderingen of bijkomende voorwaarden zijn
     In het tweede geval, als er vrijheid mogelijk was zonder onontkoombaarheid, zouden we tot een onvoorwaardelijke vrijheid buiten ruimte, tijd en oorzaak komen, die juist door die onvoorwaardelijkheid en onbegrensdheid niets zou zijn of slechts een inhoud zonder vorm.[2]
     De zinnen worden niet letterlijk in het lied gebruikt. John Ewbank zei op Radio 2 dat het schrijversteam zich laat inspireren door het gevoel dat uit de inzendingen spreekt. Begrippen als 'eendracht', 'onvoorwaardelijkheid' en 'samen' werden door veel mensen in hun inzending genoemd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “3300 inzendingen voor Koningslied” (10-04-2013), NOS