onvervangbaar
- on·ver·vang·baar
- Afgeleid van vervangbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onvervangbaar | onvervangbaarder | onvervangbaarst |
verbogen | onvervangbare | onvervangbaardere | onvervangbaarste |
partitief | onvervangbaars | onvervangbaarders | - |
onvervangbaar
- duidt de onmogelijkheid aan de plaats van iets door iets anders in te laten nemen
- Dit museum hangt vol met onvervangbare werken.
- ▸ In een persconferentie liet Johnson weten dat de zoektocht naar zijn opvolger volgende week begint. "In de politiek is niemand ook maar enigszins onvervangbaar. Ons geweldige systeem zal een andere leider produceren", aldus Johnson. Hij beloofde dat hij die nieuwe leider "alle steun zal geven die ik kan geven".[1]
1. duidt de onmogelijkheid aan de plaats van iets door iets anders in te laten nemen
- Het woord onvervangbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onvervangbaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be