• ont·vou·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontvouwen
ontvouwde
ontvouwd
ontvouwen
gemengd

zwak -d

volledig

ontvouwen

  1. overgankelijk iets in detail verklaren
    • Het plan werd volledig door hem ontvouwd. 
  2. overgankelijk iets los vouwen
    • Leg er een tijdje een boek op om het te ontvouwen! 
  3. zichtbaar worden
     Hoewel ik er vaak was geweest en de klinkende namen van Titiaan en Tintoretto achteloos door soireetjes had laten rollen, hoewel ik geroutineerd in mijn krant bleef lezen terwijl de vuurrode hogesnelheidstrein mij over de landverbinding van Mestre naar de oude stad bracht en veelbetekenend begon af te remmen, en hoewel ik mij had voorgenomen om mijn entree in de stad met een praktische instelling te benaderen en enige eventuele beroering van het gemoed uit te stellen totdat ik goed en wel was geïnstalleerd, moest ik even naar adem happen toen ik het station uit liep en het breekbare, pastelkleurige cliché van de stad aan het groene water zich onbekommerd en schijnbaar onschuldig voor mij ontvouwde.[1]
vervoeging van: ontvouwen…
geen verbogen vorm

ontvouwen

  1. voltooid deelwoord van ontvouwen
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 21
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be