• ont·ker·ste·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontkerstenen
/ɔntˈkɛrstənə(n)/
ontkerstende
/ɔntˈkɛrstəndə/
ontkerstend
/ɔntˈkɛrstənt/
zwak -d volledig

ontkerstenen

  1. overgankelijk (religie) onchristelijk of minder christelijk maken
    • Onder bepaalde omstandigheden kon er zelfs een terugval in het heidendom optreden, en vooral de tot mislukken gedoemde poging van keizer Julianus de Afvallige om het Romeinse Rijk te ontkerstenen, is door Maerlant herhaaldelijk in uitzonderlijk scherpe bewoordingen gerecapituleerd. [2]