• ont·haal
enkelvoud meervoud
naamwoord onthaal onthalen
verkleinwoord - -

het onthaalo

  1. de manier waarop men iemand als gast ontvangt
vervoeging van
onthalen

onthaal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onthalen
    • Ik onthaal. 
  2. gebiedende wijs van onthalen
    • Onthaal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onthalen
    • Onthaal je? 
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be