• ont·gin·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord ontginner ontginners
verkleinwoord

de ontginnerm

  1. (aardrijkskunde) mensen die een gebied geschikt maken voor menselijke bewoning en exploitatie
    • 'Je kunt je alleen in dit debat mengen als je rekening houdt met alle bronnen, landschappelijke omstandigheden en met eigenschappen die met de agrarische veenontginningen samenhingen. De ontginningen aan weerszijden van de 'Noorder'- en 'Zuider'-Amstel en de verbinding van die twee door een kanaal moet in de afwegingen worden betrokken en alles moet 'logisch' passen in de waterhuishouding die de ontginners daar hebben gerealiseerd. Vooralsnog zie ik geen redenen om Diedam als voorloper van Amsterdam aan te nemen, maar leuk gevonden is het wel.' [2] 
  2. (figuurlijk) iemand die een onbekend gebied onderzoek en toegankelijk maakt
    • Het programma omvat meer dan 200 concerten en diverse dans- en zangworkshops. The Juilliard School, een conservatorium voor uitvoerende kunsten in New York, is ”conservatoire in residence”. Twee musici met hun ensembles zijn ”artist in residence”: de violist en ontginner van onbekend Oostenrijks repertoire Gunar Letzbor met zijn ensemble Ars Antiqua Austria, en Václav Luks met zijn Collegium 1704. [3] 
82 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]