• ont·cij·fe·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord ontcijfering ontcijferingen
verkleinwoord

de ontcijferingv [1]

  1. het ontdekken van de betekenis in een versleutelde boodschap
     Naast de ontdekking van het metaforensysteem werd het werk ook verlicht door een andere veronderstelling die algemeen aanvaard zij onbevestigd was: waar de ontcijfering van het eerste deel van de boodschap te maken had met het ontvluchten van het zonnestelsel, had de rest van de boodschap waarschijnlijk te maken met de veiligheidsgarantie.[2]
     Na ontcijfering bleek dat de vage tweet bedoeld was om potentiële NSA-werknemers te werven. De NSA zoekt immers mensen die codes waarmee terroristen met elkaar communiceren heel snel ontrafelen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het einde van de dood” (2021), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645835
  3.   Weblink bron “tpfccdlfdtte pcaccplircdt dklpcfrp?” (Woensdag 7 mei 2014, 21:38), NOS