• on·rijm
enkelvoud meervoud
naamwoord onrijm
verkleinwoord

het onrijmo

  1. proza
     Een derde artikel behandelt zijn roman ”Laurens Arminius”, samenspraken over de auteur en een aantal tijdgenoten „in onrijm en rijm.” Weyerman blijkt onmisbaar voor wie de achttiende eeuw van binnenuit wil leren kennen.[2]
  2. niet rijmend gedicht
42 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Drs. G. C. de Waard
    “Verbetering van het individu en de wereld” (23-10-2002), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be