onomkoopbaar
- on·om·koop·baar
- afleiding van omkoopbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onomkoopbaar | onomkoopbaarder | onomkoopbaarst |
verbogen | onomkoopbare | onomkoopbaardere | onomkoopbaarste |
partitief | onomkoopbaars | onomkoopbaarders | - |
onomkoopbaar
- De stijve saaie ambtenaar was volkomen onomkoopbaar ook niet door zijn eigen burgemeester.
- Het woord onomkoopbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.