Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·neem·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onneembaar onneembaarder onneembaarst
verbogen onneembare onneembaardere onneembaarste
partitief onneembaars onneembaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onneembaar

  1. niet te veroveren, niet de bedwingen
    • De onneembare vesting kon niet veroverd worden. 
    • De onneembare berg kon door Tenzing Norgay en Edmund Hillary toch bedwongen worden. 
Antoniemen

Gangbaarheid