ongerust
- on·ge·rust
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongerust | ongeruster | (ongerustst) * |
verbogen | ongeruste | ongerustere | (ongerustste) * |
partitief | ongerusts | ongerusters | - |
ongerust
- bezorgd dat iemand iets zal overkomen
- De ongeruste echtgenoot zat al uren in spanning te wachten.
- Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest ongerust(e)" worden gebruikt. [1] [2]
1. bezorgd dat iemand iets zal overkomen
- Het woord ongerust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongerust" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron W. Haeseryn e.a.“6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
- ↑ Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be