• on·ge·oor·loofd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeoorloofd ongeoorloofder ongeoorloofdst
verbogen ongeoorloofde ongeoorloofdere ongeoorloofdste
partitief ongeoorloofds ongeoorloofders -

ongeoorloofd

  1. fatsoenshalve verboden
    • Hij had 14 uur aan ongeoorloofd verzuim op z'n rapport staan. 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be