ongeoorloofd
- on·ge·oor·loofd
- afleiding van geoorloofd met het voorvoegsel on-.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongeoorloofd | ongeoorloofder | ongeoorloofdst |
verbogen | ongeoorloofde | ongeoorloofdere | ongeoorloofdste |
partitief | ongeoorloofds | ongeoorloofders | - |
ongeoorloofd
- fatsoenshalve verboden
- Hij had 14 uur aan ongeoorloofd verzuim op z'n rapport staan.
- Het woord ongeoorloofd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongeoorloofd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be