ongenaakbaar
- on·ge·naak·baar
- afleiding van genaakbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongenaakbaar | ongenaakbaarder | ongenaakbaarst |
verbogen | ongenaakbare | ongenaakbaardere | ongenaakbaarste |
partitief | ongenaakbaars | ongenaakbaarders | - |
ongenaakbaar
- afstandelijk, niet te raken
- Ik ben ongenaakbaar en ik vind 't dood normaal [1]
- onverslaanbaar
- Hanou is weer ongenaakbaar bij het openwaterzwemmen [2]
- onmogelijk te betreden of te beklimmen
- De rotsen zagen er steil en ongenaakbaar uit. [3]
- Het woord ongenaakbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongenaakbaar" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Grof Geschut in de song Ongenaakbaar
- ↑ De Gelderlander 11 september 2016
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 85
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be