Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·luks·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ongeluksdag ongeluksdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ongeluksdagm

  1. een dag die veel pech, ongeluk e.d. brengt
     Levin schoot weer, maar het was een ongeluksdag.[2]
  2. een dag waarop men op basis van bijgeloof vreest dat allerlei onheil zal geschieden
     Ook voor wie niet erg bijgelovig is, is vrijdag de 13e misschien een dag waarop je liever niet in het vliegtuig stapt. Vliegticketwebsite Tix.nl weet zeker dat er mensen zijn die op die zogenaamde ongeluksdag hun reis liever uitstellen. De organisatie zegt in een persbericht een daling in het aantal verkochte tickets te zien van 5,5% in vergelijking met het vrijdagse gemiddelde.[3]
     "Het is vrijdag de dertiende, en dat leek me een goed moment om Rusland te bezoeken", opende Blok zijn verklaring. "Sommigen beschouwen dat als een ongeluksdag, maar meneer Lavrov lijkt me geen bijgelovig man. En dat ben ik ook niet."[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron “Vliegen op vrijdag de 13e of toch maar liever niet?” (12-05-2016), NOS
  4.   Weblink bron “Blok: Rusland en Nederland moeten elkaar in de ogen blijven kijken” (13-04-2018), NOS