• on·drink·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ondrinkbaar ondrinkbaarder ondrinkbaarst
verbogen ondrinkbare ondrinkbaardere ondrinkbaarste
partitief ondrinkbaars ondrinkbaarders -

ondrinkbaar

  1. van water dat de kwaliteit zo slecht is dat je het niet kunt drinken zonder gevaar voor de gezondheid
    • De cholerapatiënt had gedronken van besmet water uit de bron waarvan toch duidelijk was aangegeven dat het ondrinkbaar was.