• on·deug·de·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord ondeugdelijkheid ondeugdelijkheden
verkleinwoord

de ondeugdelijkheidv

  1. het ongeschikt zijn van iets of iemand; iets wat onjuist is
     In 1806 was Pfuhl een van de opstellers van het plan de campagne geweest, dat zijn einde had gevonden in Jena en Auerstedt; maar in de afloop van deze oorlog zag hij niet het minste bewijs voor de ondeugdelijkheid van zijn theorie.[1]
     Gregory Sedoc wijdt zijn drie overtredingen aan de ondeugdelijkheid van het where-about-systeem. Daardoor zouden inmiddels zelfs een groot aantal Nederlandse sporters twee of drie overtredingen achter hun naam hebben staan.[2]
  2. iets wat niet werkt
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  2.   Weblink bron “Whereabouts-systeem; deugt het?” (08-06-2011), NOS