ondervraagde
- on·der·vraag·de
- Afgeleid van het Nederlandse voltooid deelwoord ondervraagd met het achtervoegsel -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondervraagde | ondervraagden |
verkleinwoord | - | - |
de ondervraagde m
- iemand die aan een vraaggesprek of opinieonderzoek onderworpen wordt
- De helft van de ondervraagden ontkende deze stelling.
vervoeging van |
---|
ondervragen |
ondervraagde
- enkelvoud verleden tijd van ondervragen
- Ik ondervraagde.
- Jij ondervraagde.
- Hij, zij, het ondervraagde.
- Ik ondervraagde.
- verbogen vorm van ondervraagd, voltooid deelwoord van ondervragen
- [1] ondervroeg
- Het woord ondervraagde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.