• on·der·vraag·de
  • Afgeleid van het Nederlandse voltooid deelwoord ondervraagd met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord ondervraagde ondervraagden
verkleinwoord - -

de ondervraagdem

  1. iemand die aan een vraaggesprek of opinieonderzoek onderworpen wordt
    • De helft van de ondervraagden ontkende deze stelling. 

(verouderd)

vervoeging van
ondervragen

ondervraagde

  1. enkelvoud verleden tijd van ondervragen
    • Ik ondervraagde. 
    • Jij ondervraagde. 
    • Hij, zij, het ondervraagde. 
  2. verbogen vorm van ondervraagd, voltooid deelwoord van ondervragen