ondertrouwen
- on·der·trou·wen
- samenstelling van onder en trouwen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ondertrouwen |
ondertrouwde |
ondertrouwd |
zwak -d | volledig |
ondertrouwen [2]
- zich vastleggen om te gaan trouwen, zich verloven
1.
|
de ondertrouwen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ondertrouw
- Het woord ondertrouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.