• on·der·trouw·de
vervoeging van
ondertrouwen

ondertrouwde

  1. enkelvoud verleden tijd van ondertrouwen
    • Ik ondertrouwde. 
    • Jij ondertrouwde. 
    • Hij, zij, het ondertrouwde. 
  2. verbogen vorm van ondertrouwd, voltooid deelwoord van ondertrouwen