Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onder elkaar’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • Afgeleid van onder met het achtervoegsel -ling
stellend
onverbogen onderling
verbogen onderlinge
partitief onderlings

Bijvoeglijk naamwoord

onderling

  1. tussen de betrokken partijen
    • De onderlinge verstandhouding werd daardoor ernstig verstoord. 
Vertalingen

Bijwoord

onderling

  1. op onderlinge wijze
    • Zij hebben dat al onderling geregeld. 
  2. tussen verschillende afzonderlijke delen
     Hij vertelde me verhalen over het universum dat bestaat uit onderling verbonden energie.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen