Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·lig·gend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onderliggend
verbogen onderliggende
partitief onderliggends

Bijvoeglijk naamwoord

onderliggend

  1. (figuurlijk) van invloed zonder direct zichtbaar te zijn, op een onopvallende manier van betekenis zijnd
    • De openlijke strijd voor het geloof maakte dat het onderliggend economisch belang minder opviel. 
  2. zwakker, verliezend (in de vaste verbinding: onderliggende partij)
    • Door gebrek aan wapens bleven de opstandelingen de onderliggende partij. 

Werkwoord

vervoeging van: onderliggen
verbogen vorm: onderliggende

onderliggend

  1. onvoltooid deelwoord van onderliggen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen