Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·zon·ne·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onbezonnene onbezonnenen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

onbezonnene

  1. persoon die onbezonnen te werk gaat
Antoniemen

Gangbaarheid