• on·be·schik·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbeschikbaar onbeschikbaarder onbeschikbaarst
verbogen onbeschikbare onbeschikbaardere onbeschikbaarste
partitief onbeschikbaars onbeschikbaarders -

onbeschikbaar

  1. dat iets niet gebruikt kan worden omdat het er niet is
    • De arts is momenteel onbeschikbaar wegens een spoedgeval. 
    • Deze machine is momenteel onbeschikbaar i.v.m. onderhoud.