onbelangrijkheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·be·lang·rijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van onbelangrijk met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onbelangrijkheid | onbelangrijkheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de onbelangrijkheid v
- het niet van belang zijn
- ▸ Alles leek hem even nutteloos en onbeduidend in vergelijking met die strenge en grootse gedachtengang, die verzwakking, bloedverlies, pijn en de nabijheid van de dood in hem hadden gewekt. Terwijl hij Napoleon in de ogen keek, dacht vorst Andrej over de onbelangrijkheid van alle aardse grootsheid, over de onbelangrijkheid van het leven, waarvan niemand de betekenis kon doorgronden, en over de nog grotere onbelangrijkheid van de dood, waarvan geen sterveling de bedoeling kon begrijpen of uitleggen.[2]
- ▸ "In een topreclame heeft de adverteerder zijn relatieve onbelangrijkheid ingezien", durft hij toch te stellen. "Het gaat over iets wat belangrijker is dan het product zelf."[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. het niet van belang zijn
Gangbaarheid
- Het woord onbelangrijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028251151
- ↑ Weblink bron Lambert Teuwissen“De beste reclames? 'Als iets lekker is moet je nooit zeggen dat het lekker is'” (17-03-2019), NOS