onbegrijpend
- on·be·grij·pend
- afleiding van begrijpend met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbegrijpend | onbegrijpender | onbegrijpendst |
verbogen | onbegrijpende | onbegrijpendere | onbegrijpendste |
partitief | onbegrijpends | onbegrijpenders | - |
onbegrijpend [1]
- eigenschap van een persoon: zonder begrip te hebben van iets; zonder begrip te hebben voor iemand
- ▸ Niet verdedigend, maar onbegrijpend.[2]
- Het woord onbegrijpend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672