onaanraakbaar
- on·aan·raak·baar
- afleiding van aanraakbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onaanraakbaar | onaanraakbaarder | onaanraakbaarst |
verbogen | onaanraakbare | onaanraakbaardere | onaanraakbaarste |
partitief | onaanraakbaars | onaanraakbaarders | - |
onaanraakbaar
- dat iets niet aan te raken is
- God en de zon zijn beide subliem: onbevattelijk, onaanraakbaar, onbereikbaar.’[1]
- Het woord onaanraakbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ NRC 28 januari 2016