Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·pa·ling
Woordherkomst en -opbouw

naamwoord van handeling van ompalen met het achtervoegsel -ing

enkelvoud meervoud
naamwoord ompaling ompalingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ompalingv [1]

  1. een ruimte met palen omgeven
  2. paalwerk waarmee men een ruimte omgeven heeft
    •  
Synoniemen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen