ompaling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·pa·ling
Woordherkomst en -opbouw
naamwoord van handeling van ompalen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ompaling | ompalingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een ruimte met palen omgeven
- paalwerk waarmee men een ruimte omgeven heeft
Synoniemen
- [2] omheining
Gangbaarheid
- Het woord 'ompaling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ompaling" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be