• olie·stook
enkelvoud meervoud
naamwoord oliestook
verkleinwoord

de oliestookv / m

  1. verwarming die werkt op aardolieproducten
    • Tamelijk klein behuisd als we in Amsterdam waren, konden we ons geluk niet op in dit grote drie verdiepingen tellende huis. Ik som op: een wijnkelder, op de benedenverdieping de keuken, de étude van de notaris, de ruimte voor de verwarmingsketel (die ik 's winters met kolen voedde, later verving door oliestook), een salon, een woonkamer, een prachtig getegelde gang; trap op: badkamer, drie slaapkamers, waarvan één mijn werkkamer werd, een strijkkamer; trap op: een gigantische zolder. [2] 
74 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]