• ok·saal
  • In de betekenis van ‘zangerskoor’ voor het eerst aangetroffen in 1441 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord oksaal oksalen
verkleinwoord oksaaltje oksaaltjes

het oksaalo [3]

  1. een balkon aan de zijde van het kerkschip dat ruimte biedt aan het zangkoor en het grote kerkorgel
30 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]