Demonstratie van een oefenpop tijdens de najaarsbeurs in Utrecht (september 1952)
  • oe·fen·pop
enkelvoud meervoud
naamwoord oefenpop oefenpoppen
verkleinwoord oefenpoppetje oefenpoppetjes

de oefenpopv / m

  1. pop om mee te oefenen, bij voorbeeld voor medische doeleinden
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be