Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oc·trooi·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord octrooihouder octrooihouders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de octrooihouderm

  1. (juridisch) iemand het recht heeft om anderen te verbieden een bepaalde uitvinding toe te passen
    Een octrooi wordt meestal voor een bepaald land en een bepaalde tijd verleend aan de uitvinder, zodat die voordeel kan hebben van zijn idee en zonder dat het geheim wordt gehouden. De uitvinder kan dit recht weer verkopen, een octrooihouder hoeft dus niet de uitvinder te zijn.
     Tot nu toe had men toestemming nodig van octrooihouders om bij veredeling gebruik te maken van reeds veredeld materiaal, in plaats van dat kwekers zomaar van elkaars bevindingen gebruik konden maken. Die toestemming is nu niet meer nodig.[2]
     Na een (aangevraagd) patent op een gen of een techniek mogen anderen twintig jaar lang de testen of rassen die onder het patent vallen niet op de markt brengen. Behalve als ze van de octrooihouder daarvoor tegen betaling toestemming hebben gekregen: een licentie.[3]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Milo van Bokkum
    “Geen octrooi meer op klassieke veredeling” (20 februari 2017) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Marianne Heselmans
    “Geld uit genen” (30 april 2011) op nrc.nl