occlusie
- oc·clu·sie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | occlusie | occlusies |
verkleinwoord | occlusietje | occlusietjes |
de occlusie v
- (medisch) afsluiting
- het op elkaar sluiten van tanden en kiezen in ruststand
- insluiting, bv. van een verontreiniging in een kristal, van een gas in een metaal, van de warme sector van een frontale depressie door een koufront (occlusiefront)
- Het woord occlusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "occlusie" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be