obstrueren
- Geluid: obstrueren (hulp, bestand)
- ob·stru·e·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
obstrueren |
obstrueerde |
geobstrueerd |
zwak -d | volledig |
obstrueren
- overgankelijk een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt
- overgankelijk de door- of voortgang belemmeren
1. een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt
- Het woord obstrueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.