• ob·sti·naat·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord obstinaatheid obstinaatheden
verkleinwoord

de obstinaatheidv [1]

  1. de mate waarin men opstandig en tegendraads is
     'Verandering in brengen?' schreeuwde de jood, die door de plotselinge obstinaatheid van het meisje en de ergernis eerder op de avond uitermate geprikkeld was geraakt.[2]
     'O, maar dan weet ik het wel,' zei Sikes, meer uit obstinaatheid dan omdat hij er werkelijk bezwaar tegen had dat het meisje ging waar het haar beliefde.[2]
  2. iets wat getuigt van opstandigheid en tegendraadsheid