• nul·ja·ri·ge

nuljarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van nuljarig
     Bij de repetitie in de muzikale ontmoetingsplek Splendor in Amsterdam is iedereen er, behalve de nuljarige hoofdpersonen – die moet je namelijk zelf meenemen. Via sociale media worden ouders opgeroepen zichzelf en hun baby aan te melden, vertelt Peppie Wiersma (1961), artistiek leider van Ludwig: „Ze beginnen langzaamaan binnen te druppelen.”[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord nuljarige nuljarigen
verkleinwoord

de nuljarigev / m

  1. levend wezen dat 0 jaar oud is of iets dat 0 jaar bestaat
     Zijn kind zat ook heel nadrukkelijk niet te genieten, maar hij bleef keihard liegen dat ‘ze’ – hij sprak ook namens zijn krijsende nuljarige – het heel erg leuk hadden.[2]
  1.   Weblink bron
    Joep Stapel
    “Mozart is gym voor het jonge brein” (8 november 2016) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Marcel van Roosmalen
    “De agame” (1 februari 2017) op nrc.nl