• not·fis·ker

Samenstelling van  not zn "zegen (visnet)"  en  fisker zn "visser" 

Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   notfisker     notfiskeren     notfiskere     notfiskerne  
genitief   notfiskers     notfiskerens     notfiskeres     notfiskernes  

notfisker, m

  1. (beroep), (visserij) zegenvisser, een visser die een zegen [1] gebruikt als vistuig
  1. De vissen worden met een over de bodem slepend net door een omtrekkende beweging ingesloten.