notabel
- no·ta·bel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | notabel | notabeler | notabelst |
verbogen | notabele | notabelere | notabelste |
partitief | notabels | notabelers | - |
- Het woord notabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "notabel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "notabel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ notabel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be