• no·pens
  • van Middelnederlands nopends, op te vatten als afgeleid van  nopend ww  met het achtervoegsel -s waarbij de -d- in de uitspraak is verdwenen, in de betekenis van ‘voorzetsel’ aangetroffen vanaf 1500 [1] [2] [3]

nopens

  1. (formeel), (juridisch) aangaande, inzake, met betrekking tot, omtrent, over
    • Een besluit nopens deze gewetenskwestie is niet eenvoudig te nemen. 
     Het eerste verdrag dat wel in sancties voorzag, was het 'Verdrag nopens de maaswijdte van visnetten en minimummaten van vis' dat in 1937 in Londen tot stand kwam.[4]
37 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[5]