nopens
- no·pens
- van Middelnederlands nopends, op te vatten als afgeleid van nopend ww met het achtervoegsel -s waarbij de -d- in de uitspraak is verdwenen, in de betekenis van ‘voorzetsel’ aangetroffen vanaf 1500 [1] [2] [3]
nopens
- (formeel), (juridisch) aangaande, inzake, met betrekking tot, omtrent, over
- Een besluit nopens deze gewetenskwestie is niet eenvoudig te nemen.
- ▸ Het eerste verdrag dat wel in sancties voorzag, was het 'Verdrag nopens de maaswijdte van visnetten en minimummaten van vis' dat in 1937 in Londen tot stand kwam.[4]
- Het woord nopens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nopens" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ nopens op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "nopens" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Bram Pols“Visserijrechten gaan terug tot Mare Liberum van Hugo de Groot” (15 maart 1995) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be