• noor·der·zon
enkelvoud meervoud
naamwoord noorderzon
verkleinwoord

denoorderzonv/m

  1. zon die in het noorden staat
  • Met de noorderzon vertrekken
stil vertrekken (onder achterlating van schulden)
  De PCT te paard doen was volgens hem het idee van zijn vriendin geweest, die echter drie dagen geleden met de noorderzon vertrokken was. [2] 
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]
  1. noorderzon op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be