noodverlichting
  • nood·ver·lich·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord noodverlichting noodverlichtingen
verkleinwoord

de noodverlichtingv

  1. een vorm van verlichting die automatisch wordt ingeschakeld bij het uitvallen van alle elektriciteit
     Een stroomstoring is altijd weer een signaal om ervoor te zorgen dat de noodvoorzieningen op orde zijn. Denk aan aggregaten voor ziekenhuizen en datacenters, maar ook noodverlichting in publieke gebouwen hoort het te –blijven– doen bij calamiteiten.[2]
     De tunnel in de A26 blijkt bepaald niet de enige te zijn die als onveilig is aangemerkt. Bijna 200 tunnels van minimaal 500 meter zijn niet in orde. Zo kan er sprake zijn van instortingsgevaar, wanden die afbrokkelen, lekkages, gebrekkige veiligheidssystemen, te weinig noodverlichting of ontbrekende vluchtroutes.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Stroomstoring legt vinger bij grote afhankelijkheid van de mens” (10-09-2019), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “'200 snelwegtunnels in Italië niet veilig'” (10-01-2020), NOS