• non-in·for·ma·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord non-informatie -
verkleinwoord - -

de non-informatiev

  1. (pejoratief) gegevens die wel worden aangeboden, maar niet ter zake doen
    • Fnuikend is vooral het gebrek aan concreetheid. Hoe de ikverteller [sic!] heet, waar of wanneer zijn verhaal speelt - het blijft allemaal even onduidelijk. Dat levert reeds in de aanhef vage non-informatie op: ‘Ik was van huis gegaan, om mijn' vriend te... op zijn bekoorlijk buitenverblijf een bezoek te geeven, en daar ik het hem dikwijls beloofd had te zullen doen, doch telkens daar in door het een of ander toeval, verhinderd was, besloot ik het nu onverwacht te doen en hem te verrassen.’ [1]