• non-con·for·mist
enkelvoud meervoud
naamwoord non-conformist non-conformisten
verkleinwoord

de non-conformistm

  1. iemand die zich niet aanpast aan de geldende regels en opinies
    • Ik heb altijd al sympathie gehad voor non-conformisten en mensen die vechten voor meer sociale rechtvaardigheid. [2] 
    • ,,Waarom zou het een man zijn", legt MTV-baas de naamswijziging van de VMA-award zondag uit in The New York Times. ,,Het kan een man zijn, het kan een vrouw zijn, het kan een transgender zijn, het kan een non-conformist zijn." [3] 
  2. (religie) afgescheidenen van de staatskerk van Engeland
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 17 JULI 2017
  3. Tubantia 31-07-2017