nifter
- nif·ter
nifter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nifter | nifters |
verkleinwoord |
vervoeging van |
---|
nifteren |
nifter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nifteren
- Ik nifter.
- gebiedende wijs van nifteren
- Nifter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nifteren
- Nifter je?
- Het woord 'nifter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.