1. Neusgat met neushaar.
  • neus·haar
enkelvoud meervoud
naamwoord neushaar -
verkleinwoord - -

het neushaaro

  1. (anatomie) beharing in de neusgaten
     Het neushaar komt het laatst[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord neushaar neusharen
verkleinwoord neushaartje neushaartjes

neushaar v / m o

  1. (anatomie) enkele vezel uit de beharing in de neusgaten
     De dwarsdoorsnede van een hoofdhaar nadert tot de cirkel; de dwarsdoorsnede van een neushaar is een ovaal.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Elise Vermeeren
    “Wassen beeld toont toekomst van kantoormens: gebocheld, bleek en ziek” (19 november 2019) op nu.nl  
  2.   Weblink bron
    H.J.A. Hofland
    Het lichaamsdrama in: Hollands Maandblad., 655 jrg. 44 nr. 6/7 (juni/juli 2002), Stichting Hollands Maandblad / Uitgeverij Veen, Amsterdam, p. 10
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be