neushaar
- neus·haar
- samenstelling van neus zn en haar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neushaar | - |
verkleinwoord | - | - |
het neushaar o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neushaar | neusharen |
verkleinwoord | neushaartje | neushaartjes |
- (anatomie) enkele vezel uit de beharing in de neusgaten
- ▸ De dwarsdoorsnede van een hoofdhaar nadert tot de cirkel; de dwarsdoorsnede van een neushaar is een ovaal.[2]
- Het woord neushaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neushaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron Elise Vermeeren“Wassen beeld toont toekomst van kantoormens: gebocheld, bleek en ziek” (19 november 2019) op nu.nl
- ↑ Weblink bron H.J.A. HoflandHet lichaamsdrama in: Hollands Maandblad., 655 jrg. 44 nr. 6/7 (juni/juli 2002), Stichting Hollands Maandblad / Uitgeverij Veen, Amsterdam, p. 10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be