Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • net·werk·com·pu·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord netwerkcomputer netwerkcomputers
verkleinwoord netwerkcomputertje netwerkcomputertjes

Zelfstandig naamwoord

de netwerkcomputerm

  1. (informatica) computer zonder harde schijf waarmee informatie op een computernetwerk kan worden geraadpleegd

Gangbaarheid

Meer informatie