Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • net·to-ont·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord netto-ontvanger netto-ontvangers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de netto-ontvangerm

  1. (politiek) een land dat minder geld afdraagt aan de Europese Unie dan dat er rechtstreeks terugkomt in dat land in de vorm van investeringen en subsidies
    • Doordat de Europese Unie investeert in armere gebieden van landen zijn armere landen doorgaans netto-ontvanger. 
Antoniemen

Gangbaarheid