netto-ontvanger
- net·to-ont·van·ger
- samenstelling van netto en ontvanger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | netto-ontvanger | netto-ontvangers |
verkleinwoord |
de netto-ontvanger m
- (politiek) een land dat minder geld afdraagt aan de Europese Unie dan dat er rechtstreeks terugkomt in dat land in de vorm van investeringen en subsidies
- Doordat de Europese Unie investeert in armere gebieden van landen zijn armere landen doorgaans netto-ontvanger.
- Het woord netto-ontvanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.